Jan en Diny Koekkoek - Boeren op Singraven

“Elke generatie doet het toch weer op zijn eigen manier”

 

Hij is er geboren en hoopt er ook nooit meer weg te gaan. Voor Jan Koekkoek is Singraven alles. De boerderij op Singraven waar hij in 1952 geboren werd is inmiddels overgegaan naar neef Eddo Nijhof en zijn vrouw Lianne. Zelf woont hij met zijn vrouw Diny in de voormalige woning van de jachtopziener met zicht op de Kasteellaan. “Maar ik zit nog steeds in het bedrijf”, vertelt Jan trots.
 

Terwijl Diny - oorspronkelijk uit Albergen - nog eens koffie bijschenkt, vertelt Jan het verhaal van de familie: “Mijn overgrootouders kwamen hier in 1934 en zij waren de eerste Koekkoek’s die er boerden. Zij gebruikten 20 hectare in een gemengd bedrijf met wat akkerbouw, varkens, kippen en koeien. Anna en Willem Koekkoek hadden acht kinderen en mijn vader nam de boerderij over in 1956.”

“Och, de oude tijd, dat kan je je niet meer voorstellen. Er was toen nog echt sprake van landadel, pachters en arbeiders. De heer Laan in het Huis, daar keek je tegen op. Toen Laan jarig was, moesten we allemaal op een rij een liedje voor hem zingen. Ik zie mezelf nog staan: ik kon het woord ‘gefeliciteerd’ niet zingen, daar maken we in de familie nog steeds grappen over. In het bos mochten we als kind niet komen, dan kreeg je de bosbaas of jachtopziener achter je aan.”

Het liefst praten Jan en Diny over de boerderij. Dat werk is door de jaren enorm veranderd. Het gemengd bedrijf van opa en oma is nu enkel melkvee en jongvee op grasland. Koekkoek doet er voor de stichting verder ook onderhoud bij op 6 hectare onrendabele cultuurgronden. “Die hebben we er bij genomen. Op een landgoed is het altijd geven en nemen. Je kunt hier niet de hele tijd alleen maar willen zoals jij het wil, af, klaar, en verder niks. Dat werkt niet. Er zal een samenwerking moeten zijn. Het bedrijf is steeds blijven groeien tot nu 115 hectare.”

De boerderij is inmiddels bijna twintig jaar biologisch. Diny: “Dat is een hele grote verandering geweest. In de jaren 90 stopte er een aantal pachters. Toen is er onderzoek gedaan of er een omslag mogelijk was naar biologisch bedrijf. Wij waren eerst sceptisch, je kent het niet en we moeten natuurlijk wel de kop boven water houden. In 2000 zijn we overgegaan en hebben we er heel veel grond bijgekregen, anders kon het ook niet. Die omschakeljaren zijn heel erg zwaar geweest. Je mag ineens geen kunstmest meer gebruiken, dus dan gaat het gras langzamer groeien. En dan heb je dus de eerste jaren weinig voer voor de koeien.” Ook Jan bevestigt: “Die omslag was gigantisch zwaar. Ze zeggen over biologisch boeren wel eens dat ‘de grond moet afkicken, het vee moet afkicken en de boer moet afkicken.’ Je moet tussen de oren veranderen, dat is een proces.” Diny: “De eerste jaren schiet overal het onkruid op. Voor je gevoel is dat ‘slordig’, wat je eerst kon spuiten, mag je nu alleen met de hand of mechanisch weghalen.” Jan: “En dus moet je een nog veel strakkere grasboer zijn. Biologische boeren moeten zorgen dat het onkruid helemaal niet op komt. Je past je werkwijze er op aan. Vroeger gingen we vlot met de trekker over het land. Nu rijden we voorzichtig, want als de wielen de zouden beschadigen, dan krijg je daar dus het onkruid. Bij het hooien leggen we het gras op dikkere ‘wiersen’ (banen), zodat de loonwerker minder vaak op en neer hoeft bij het kuilen en balen (machinaal hooi inkuilen of in balen pakken). Daardoor ligt ons gras er nu goed bij. Je begint eigenlijk opnieuw met naar je land kijken en ontdekken wat werkt. Je hebt ook je biologische collega’s hard nodig om uit te wisselen wat zij doen.”

 

 

Ook een landgoed als Singraven verandert langzaam. “Elke generatie doet het toch weer op zijn eigen manier”, vertelt Jan. “Toen ik begon met boeren in de jaren 70, deed ik het weer anders dan mijn vader en moesten de Stichting en ik ook weer even aan elkaar wennen. Ik weet nog dat ik in mijn begintijd de krenteboompjes langs de weide gesnoeid had. Ik had dat niet gevraagd en was even deftig met de motorzaag in de weer geweest. Helaas bleek het net die week dat het bestuur ook langs kwam, nou, toen heb ik een hoop trammelant gehad. Toen kwamen ze op hoge poten aanzetten en ik dacht: ‘Nou heb ik de poppen aan het dansen!’ Maar als je dan rustig luistert naar elkaars belangen kom je er wel uit. En ook bij het bestuur is de visie door de jaren heen natuurlijk veranderd. Er is nu veel meer sprake van samenwerking en ze hebben ons heel veel geholpen in de overgang naar biologisch boeren. Dat merken we ook aan de belangstelling, want ze komen nu bijvoorbeeld wel eens op bezoek bij de huwelijken van onze dochter en dat van Eddo en Lianne. Dat vonden we echt heel leuk!”

Dat er soms nieuwe bewoners komen, zijn de Koekkoeks wel gewend. Diny: “Alle woningen waren hier altijd al pacht, dus het wisselde geregeld. Dat er nieuwe mensen komen, is voor ons geen probleem. Natuurlijk hebben we wel onze zorgen. Je hoopt maar dat de mensen zich betrokken voelen bij het landgoed en elkaar en dat ze bij het landleven niet alleen denken aan lieve koetjes en schaapjes, maar weten dat boerderijen ook bedrijven zijn. Ja, zoals Charlotte en Steven in het Poorthuis, dat zijn buren waar we het goed mee kunnen vinden.” “Natuurlijk gaan wij als het even kan echt geen mest uitrijden op zaterdag als iedereen thuis is, of op het terras bij de Molen zit”, vult Jan aan. “Maar er zijn pieken in de werkzaamheden waarbij er toch echt tot tien uur ’s avonds trekkers af en aan rijden door het landgoed. Soms kan dat niet anders. We moeten het met zijn allen samen rooien en geven en nemen. Anders wordt’ nie wat.”